Grammatica - theorie
Bij de oudste methode van het taalonderwijs, de grammatica-vertaalmethode, lag de focus vooral op grammatica: het uitleggen van grammaticale regels en eindeloze oefeningen daarop maken.
Naarmate de tijd verstreek kreeg grammatica een steeds kleiner "aandeel". Op een bepaald moment was het bijna 'uit den boze' om met grammatica bezig te zijn in de taallessen. Ondertussen is er voor grammatica opnieuw ruimte, maar de focus blijft toch eerder op het werken aan vaardigheden.
Niettemin blijft grammatica voor de meeste docenten een moeilijk item. Hoe breng je grammatica het best aan? Hoeveel tijd besteed je aan grammatica? Breng je grammatica het best impliciet of expliciet aan? Heel veel vragen, weinig antwoorden! Ik las onlangs ergens dat de beste manier om grammatica aan te brengen nog niet is uitgevonden.
Ik ben er zelf ook niet uit. Volgens mij heeft grammatica weinig nut voor het correct leren spreken en schrijven. Het enige voordeel van grammatica zit hem naar mijn gevoel in het feit dat je leert nadenken over de taal. Hoger opgeleide cursisten geven vaak aan dat ze veel baat hebben bij grammaticale regels. Of dat werkelijk zo is, is nog de vraag. Het geeft wellicht een houvast voor het schrijven, net omdat je tijdens het schrijven rustig kan nadenken over die regels, verbeteren, aanpassen, ... Maar op het moment dat je spontaan moet gaan spreken, lijken al die grammaticale regeltjes mij soms eerder in de weg te staan.
Zeker wanneer ik Duits wil spreken, ervaar ik dat zelf heel sterk. Van het moment dat ik begin na te denken over Nominativ, Akkusativ, Genitiv en Dativ hapert het gesprek en breng ik er niet veel meer van terecht. Trek ik mij daarentegen weinig aan van 'de regeltjes', dan slaag ik er aardig in om mij verstaanbaar te maken. En is dat uiteindelijk niet de bedoeling van taal?
Laagopgeleide of analfabete cursisten die weinig of geen grammaticale voorkennis (over hun moedertaal) hebben, hebben sowieso weinig baat bij het 'gewone' grammaticaonderwijs (regeltjes aanbrengen en daarop laten oefenen). Toch kan je ook bij deze cursisten grammatica aanbrengen, zij het op impliciete wijze.
Ter verduidelijking zet ik nog even het impliciet versus het expliciet aanbrengen van grammatica naast elkaar.
Naarmate de tijd verstreek kreeg grammatica een steeds kleiner "aandeel". Op een bepaald moment was het bijna 'uit den boze' om met grammatica bezig te zijn in de taallessen. Ondertussen is er voor grammatica opnieuw ruimte, maar de focus blijft toch eerder op het werken aan vaardigheden.
Niettemin blijft grammatica voor de meeste docenten een moeilijk item. Hoe breng je grammatica het best aan? Hoeveel tijd besteed je aan grammatica? Breng je grammatica het best impliciet of expliciet aan? Heel veel vragen, weinig antwoorden! Ik las onlangs ergens dat de beste manier om grammatica aan te brengen nog niet is uitgevonden.
Ik ben er zelf ook niet uit. Volgens mij heeft grammatica weinig nut voor het correct leren spreken en schrijven. Het enige voordeel van grammatica zit hem naar mijn gevoel in het feit dat je leert nadenken over de taal. Hoger opgeleide cursisten geven vaak aan dat ze veel baat hebben bij grammaticale regels. Of dat werkelijk zo is, is nog de vraag. Het geeft wellicht een houvast voor het schrijven, net omdat je tijdens het schrijven rustig kan nadenken over die regels, verbeteren, aanpassen, ... Maar op het moment dat je spontaan moet gaan spreken, lijken al die grammaticale regeltjes mij soms eerder in de weg te staan.
Zeker wanneer ik Duits wil spreken, ervaar ik dat zelf heel sterk. Van het moment dat ik begin na te denken over Nominativ, Akkusativ, Genitiv en Dativ hapert het gesprek en breng ik er niet veel meer van terecht. Trek ik mij daarentegen weinig aan van 'de regeltjes', dan slaag ik er aardig in om mij verstaanbaar te maken. En is dat uiteindelijk niet de bedoeling van taal?
Laagopgeleide of analfabete cursisten die weinig of geen grammaticale voorkennis (over hun moedertaal) hebben, hebben sowieso weinig baat bij het 'gewone' grammaticaonderwijs (regeltjes aanbrengen en daarop laten oefenen). Toch kan je ook bij deze cursisten grammatica aanbrengen, zij het op impliciete wijze.
Ter verduidelijking zet ik nog even het impliciet versus het expliciet aanbrengen van grammatica naast elkaar.
|
Of je nu met hoog of laag opgeleide cursisten werkt, beperk sowieso de tijd die je met grammatica bezig bent - "Less is more" is hier echt wel toepasselijk! Beter wat minder regels aanbrengen die de cursisten goed toepassen, dan heel veel regels die ze helemaal niet toepassen.
Grammatica - Lessuggesties
Grammatica aanbrengen via TPR
Sommige grammaticale items lenen zich uitstekend om via TPR aan te brengen. Ik denk daarbij aan het bezittelijk voornaamwoord, voorzetsels, ... en in hogere modules de betrekkelijke bijzin. Instructies als "Neem de map die onder de tafel ligt" of "Vraag aan Rita of ze koffie wil", "Zeg aan Malika dat ze naar de dokter moet" kan je trouwens al in lagere modules geven. Je zal merken dat cursisten deze instructies zonder al te veel moeite vrij snel uitvoeren - mits je je houdt aan de principes van TPR, de instructies zelf voldoende voordoet (en blijft voordoen wanneer je merkt dat een cursist de instructie niet meteen begrijpt) en heel geleidelijk aan opbouwt. Uiteraard gaat het hier in eerste instantie om receptieve vaardigheden, maar bij TPR geldt: hoe meer input, hoe beter de output.
De principes van TPR vind je hier.
De principes van TPR vind je hier.
Grammatica aanbrengen via liedjes
Ook liedjes zijn heel geschikt om grammaticale structuren aan te bieden (zoveel mogelijk input geven - weet je nog?).
Liedjes hebben immers het voordeel dat ze heel repetitief zijn. De V.T.T. breng ik aan met het lied "Ik heb thee gedronken met Katrien". Ik hang eerst foto's aan het bord en de cursisten moeten dan a.d.h.v. de foto's aanduiden wat ze horen (wat ik het voorbije weekend gedaan heb). De melodie is "Ik heb de zon zien zakken" en de tekst van de 1ste strofe gaat als volgt:
Ik heb thee gedronken met Katrien.
Ik heb thee gedronken met Katrien.
Ik heb thee gedronken, thee gedronken,
thee gedronken met Katrien.
Merk op dat de cursisten 'gedronken' maar liefst 5 keer horen, telkens je het lied zingt. Ik zing het lied in verschillende lessen en pas telkens de strofen aan, zodat alle foto's eens aan bod komen. Na verloop van tijd deel ik de fotokaartjes uit en zingen de cursisten (in kleine groepjes) de 'passende strofe". Doorgaans vinden ze dit heel leuk!
Hieronder vind je het overzicht van de foto's die ik aan het bord hang (of uitdeel) en de downloadbare bestanden bij het lied.
Liedjes hebben immers het voordeel dat ze heel repetitief zijn. De V.T.T. breng ik aan met het lied "Ik heb thee gedronken met Katrien". Ik hang eerst foto's aan het bord en de cursisten moeten dan a.d.h.v. de foto's aanduiden wat ze horen (wat ik het voorbije weekend gedaan heb). De melodie is "Ik heb de zon zien zakken" en de tekst van de 1ste strofe gaat als volgt:
Ik heb thee gedronken met Katrien.
Ik heb thee gedronken met Katrien.
Ik heb thee gedronken, thee gedronken,
thee gedronken met Katrien.
Merk op dat de cursisten 'gedronken' maar liefst 5 keer horen, telkens je het lied zingt. Ik zing het lied in verschillende lessen en pas telkens de strofen aan, zodat alle foto's eens aan bod komen. Na verloop van tijd deel ik de fotokaartjes uit en zingen de cursisten (in kleine groepjes) de 'passende strofe". Doorgaans vinden ze dit heel leuk!
Hieronder vind je het overzicht van de foto's die ik aan het bord hang (of uitdeel) en de downloadbare bestanden bij het lied.
![]()
![]()
![]()
|
Grammatica aanbrengen via Body Grammar
Ik vind het heel belangrijk om mijn cursisten zoveel mogelijk "spreektaal" aan te brengen, de taal die ze in het dagelijkse leven ook horen. Wanneer ik naar mijn dochter telefoneer en ik wil weten wat zij op dat moment doet, dan zal ik eerder vragen: "Wat ben je aan het doen?". Mogelijke antwoorden kunnen dan zijn: "Ik ben de afwas aan het doen" of "Ik ben aan het strijken", "Ik ben naar een film aan het kijken", ... Toch wordt deze constructie (*) in de meeste cursussen niet aangebracht. De cursisten leren steevast "Wat doe je?" en "Ik doe de afwas", "Ik strijk", "Ik kijk naar een film", ...
Allemaal goed en wel, maar ... zo spreken wij niet met elkaar. Het is dan ook niet vreemd dat vele cursisten fouten maken tegen de woordvolgorde in een zin. Je hoort hen vaak zinnen zeggen zoals bijvoorbeeld "Ik boek lezen". Dit is een logische fout als je weet dat ze in de klas zinnen te horen krijgen als "Ik lees een boek" en buiten de klas zinnen als "Ik ben een boek aan het lezen". Enkel in combinatie met woorden als "graag, nooit, veel, ..." wordt de O.T.T. gebruikt: "Ik lees graag de krant", "Ik lees nooit een boek". Zinnen met graag, nooit, vaak, veel, ... breng ik eerder aan als idioom.
* Opmerking in de kantlijn: Ik heb me een hele avond bezig gehouden met het opzoeken van de juiste benaming van de constructie "(zijn) aan het + infinitief", maar ik botste alleen maar op een reeks tegenstrijdigheden. Op de ene site wordt deze constructie het gerundium genoemd, op andere sites spreekt men van de duratief of het naamwoordelijk gezegde.
Het gerundium, zoals ik de bovenstaande constructie verder zal noemen, breng ik altijd aan met een liedje en oefen ik verder in via Body Grammar. Ik schets eerst een situatie waarin de zus van Karla (in de cursus "De week van Karla") vertelt over de verbouwingswerken aan haar huis.
Wat is hij aan het doen? Hia-hia-ho
Wat is hij nu aan het doen? Hia-hia-ho
Hij is koffie aan het drinken, hia-hia-ho
Wat is zij aan het doen? Hia-hia-ho
Wat is zij nu aan het doen? Hia-hia-ho
Zij is fruit aan het eten, koffie aan het drinken, hia-hia-ho
Wat is hij aan het doen? ... enz.
Uiteindelijk wordt de structuur nog verder ingeoefend via 'Body grammar', waarbij de cursisten elk een kaart met een foto (of een symbool, een pictogram) krijgen en met deze kaarten een zin (in de juiste volgorde) moeten maken. In de alfagroepen werken we vanaf de eerste les met 'pictozinnen'. De cursisten weten voor welke woorden de foto's staan.
De vraag luidt: "Wat ben jij aan het doen?" We beginnen voor het antwoord met 3 kaarten en breiden vervolgens uit, maar uiteraard is "aan het drinken" een correct antwoord op de vraag "Wat ben jij aan het doen?". Ik verplicht de cursisten in een gesprek nooit om met volzinnen te antwoorden, dat doen wij in de realiteit immers ook niet.
Allemaal goed en wel, maar ... zo spreken wij niet met elkaar. Het is dan ook niet vreemd dat vele cursisten fouten maken tegen de woordvolgorde in een zin. Je hoort hen vaak zinnen zeggen zoals bijvoorbeeld "Ik boek lezen". Dit is een logische fout als je weet dat ze in de klas zinnen te horen krijgen als "Ik lees een boek" en buiten de klas zinnen als "Ik ben een boek aan het lezen". Enkel in combinatie met woorden als "graag, nooit, veel, ..." wordt de O.T.T. gebruikt: "Ik lees graag de krant", "Ik lees nooit een boek". Zinnen met graag, nooit, vaak, veel, ... breng ik eerder aan als idioom.
* Opmerking in de kantlijn: Ik heb me een hele avond bezig gehouden met het opzoeken van de juiste benaming van de constructie "(zijn) aan het + infinitief", maar ik botste alleen maar op een reeks tegenstrijdigheden. Op de ene site wordt deze constructie het gerundium genoemd, op andere sites spreekt men van de duratief of het naamwoordelijk gezegde.
Het gerundium, zoals ik de bovenstaande constructie verder zal noemen, breng ik altijd aan met een liedje en oefen ik verder in via Body Grammar. Ik schets eerst een situatie waarin de zus van Karla (in de cursus "De week van Karla") vertelt over de verbouwingswerken aan haar huis.
- Ze zijn boven een badkamer aan het installeren.
- Ze zijn in de keuken een nieuwe vloer aan het leggen.
- Stan in in de living aan het behangen.
- Zijn broer is de gang aan het verver.
Wat is hij aan het doen? Hia-hia-ho
Wat is hij nu aan het doen? Hia-hia-ho
Hij is koffie aan het drinken, hia-hia-ho
Wat is zij aan het doen? Hia-hia-ho
Wat is zij nu aan het doen? Hia-hia-ho
Zij is fruit aan het eten, koffie aan het drinken, hia-hia-ho
Wat is hij aan het doen? ... enz.
Uiteindelijk wordt de structuur nog verder ingeoefend via 'Body grammar', waarbij de cursisten elk een kaart met een foto (of een symbool, een pictogram) krijgen en met deze kaarten een zin (in de juiste volgorde) moeten maken. In de alfagroepen werken we vanaf de eerste les met 'pictozinnen'. De cursisten weten voor welke woorden de foto's staan.
De vraag luidt: "Wat ben jij aan het doen?" We beginnen voor het antwoord met 3 kaarten en breiden vervolgens uit, maar uiteraard is "aan het drinken" een correct antwoord op de vraag "Wat ben jij aan het doen?". Ik verplicht de cursisten in een gesprek nooit om met volzinnen te antwoorden, dat doen wij in de realiteit immers ook niet.
- aan het drinken
- thee aan het drinken
- Ik ben aan het drinken (het kaartje met 'thee' geven zij voor dit antwoord even terug)
- Ik ben thee aan het drinken
Links hierboven zie je de fotokaartjes bij de oefening. Rechts zie je een Body Grammar-oefening, waarbij de cursisten de zin "Jan is pizza aan het eten" vormden.

gerundiumlied.mp3 | |
File Size: | 2877 kb |
File Type: | mp3 |

melodie_gerundiumlied.mp3 | |
File Size: | 2877 kb |
File Type: | mp3 |
Grammatica aanbrengen via cirkelen (onderdeel van TPRS)
Sinds kort maak ik hoe langer hoe meer gebruik van de TPRS-techniek 'cirkelen'. Ideaal om structuren in te slijpen.
Als voorbeeld geef ik "Hij wil een/geen ..." en "Hij wil + werkwoord / Hij wil niet + werkwoord".
Mijn schoonvader heeft zo'n zingende 'knuffelaap' en die neem ik soms mee naar de les. De eerste keer had ik zo mijn twijfels. Ik was bang dat de cursisten dit kinderachtig zouden vinden, maar niets was minder waar! Ze vonden Roberto (zo noem ik hem) gewoonweg hilarisch en vroegen nadien nog regelmatig naar hem.
Hoe ga ik te werk? Ik leg een paar voorwerpen op de tafel (een micro, een pen, een kopje, een boek, een snoepje) en ik leg de poot van Roberto zo dat hij naar de micro wijst. Dan zeg ik: "Roberto toont iets. Zien jullie dat? Wat wil hij? -> Roberto wil een micro.
Via cirkelen (voor meer uitleg verwijs ik naar de pagina over TPRS) breng ik de volgende structuur aan:
Vervolgens hang ik de volgende foto's aan het bord: 'zingen, schrijven, drinken, eten en lezen'. Ik vraag dan waarom Roberto de micro wil -> Roberto wil zingen. Via cirkelen breng ik dan de volgende structuren aan:
Als voorbeeld geef ik "Hij wil een/geen ..." en "Hij wil + werkwoord / Hij wil niet + werkwoord".
Mijn schoonvader heeft zo'n zingende 'knuffelaap' en die neem ik soms mee naar de les. De eerste keer had ik zo mijn twijfels. Ik was bang dat de cursisten dit kinderachtig zouden vinden, maar niets was minder waar! Ze vonden Roberto (zo noem ik hem) gewoonweg hilarisch en vroegen nadien nog regelmatig naar hem.
Hoe ga ik te werk? Ik leg een paar voorwerpen op de tafel (een micro, een pen, een kopje, een boek, een snoepje) en ik leg de poot van Roberto zo dat hij naar de micro wijst. Dan zeg ik: "Roberto toont iets. Zien jullie dat? Wat wil hij? -> Roberto wil een micro.
Via cirkelen (voor meer uitleg verwijs ik naar de pagina over TPRS) breng ik de volgende structuur aan:
- Roberto wil een micro
- Roberto wil geen pen
- Roberto wil geen kopje
- Roberto wil geen boek
- Roberto wil geen snoepje
Vervolgens hang ik de volgende foto's aan het bord: 'zingen, schrijven, drinken, eten en lezen'. Ik vraag dan waarom Roberto de micro wil -> Roberto wil zingen. Via cirkelen breng ik dan de volgende structuren aan:
|