NT2 en Alfa
  • Home
  • De alfacursist
    • Kenmerken van de alfacursist
    • Didactische uitgangspunten >
      • Geheugen en concentratie >
        • Persoonlijk
        • Associëren
        • Speciaal
        • Herhalen
        • Aantrekkelijk
  • (Alfa) NT2-verwerving
    • Historiek
    • Mondelinge vaardigheden >
      • TPR
      • TPRS
      • Story Listening
      • Storytelling
      • Suggestopedia
      • Riedelen en zingen >
        • zingen
        • liedjes
      • DILIT
      • Luisteren
    • Schriftelijke vaardigheden >
      • Lees- en schrijfvoorwaarden
      • Technisch lezen en schrijven >
        • Technisch lezen en schrijven vervolg
        • alternatieve dictee-werkvormen
      • Functioneel lezen en schrijven
      • Leesplezier >
        • ralfi-lezen
        • Dilitlezen
        • theaterlezen en andere werkvormen
        • leeskilometers maken
      • Boeken >
        • Het leesmoment
        • Lees mee!
        • Leesmoment voor jongeren
    • Woordenschat
    • Grammatica
  • Vraagbaak
  • Navormingen
  • Blog
  • over / contact

Werken aan lees- en schrijfvoorwaarden


Wanneer leer je alfacursisten lezen en schrijven? Daarover bestaan er verschillende meningen. Sommigen vinden dat je daar het best zo snel mogelijk mee van start gaat, anderen vinden het dan weer beter om er niet te vroeg mee te beginnen.
Persoonlijk ben ik van mening dat je beter eerst geruime tijd werkt aan mondelinge vaardigheden vooraleer je begint te lezen en te schrijven. Cursisten hebben immers tijd nodig om te wennen aan de klanken van die nieuwe taal die vaak helemaal anders zijn dan de klanken uit hun moedertaal. Hoe ruimer je woordenschat, hoe groter de kans dat je in een klankenbrij - want geef toe, een vreemde taal klinkt vaak als een kakafonie van klanken waar je amper iets kan uit opmaken - woorden zal herkennen.
Hoe langer en hoe meer cursisten luisteren, hoe gemakkelijker ze leren lezen en (vooral) leren schrijven. Goed leren luisteren is fundamenteel om klanken en tekens correct te kunnen koppelen aan elkaar.

Niets neemt echter weg om reeds van bij de start te werken aan lees- en schrijfvoorwaarden, ook wanneer je 'mondeling bezig bent'.
Hoe kan je daaraan werken? Een paar voorbeelden om te tonen hoe ik het doe. Het is niet de bedoeling om onderstaande oefeningen in dezelfde volgorde te geven. Geef de oefeningen door elkaar. Sommige oefeningen kan je zelfs elke les doen (met andere namen, woorden, voorwerpen, ...).​
Hang de foto's in de juiste volgorde

Doelen:
  • ​auditief geheugen trainen
  • werken aan temporeel ordenen
  • inprenten van lees- en schrijfrichting
Ik werk met foto's rond een bepaald thema (bijvoorbeeld rond voorwerpen in de klas). Ik hang de foto's aan het bord en ik teken een raster met 3 kolommen op het bord. Daarna geef ik 3 woorden na elkaar op, de cursisten moeten deze woorden trachten te onthouden en de foto's in de juiste volgorde aan het bord hangen. Ik geef vooraf een paar voorbeelden, zodat de cursisten weten in welke volgorde ze telkens moeten werken.
Op de foto's hieronder zie je zo een voorbeeld. De foto's hangen in eerste instantie rond het kader. Ik geef bijvoorbeeld de volgende 3 woorden op: pen - lat - stoel. De cursisten hangen de foto's in de juiste volgorde.
Foto
Foto
(Beginletter van de) naam "in the picture"

Doelen:
  • auditieve herkenning van een opgegeven klank
  • visuele herkenning van een opgegeven letter (klankbeeld)
Elke les neem ik een naamkaartje van een cursist (ik gebruik zowel de voornamen als de familienamen aangezien cursisten vaak dezelfde beginletters in hun voornaam hebben). Ik zeg eerst een paar keer de naam en vraag dan aan de cursisten wat ze vooraan in die naam horen (welke klank). Eventueel geef ik een paar voorbeelden van andere namen. Daarna vraag ik of er nog cursisten in de klas zijn van wie de voornaam of familienaam met dezelfde klank begint. Ik hang een aantal foto's op het bord (waaronder een paar waarvan de naam met deze klank begint).
​Vervolgens neem ik het naamkaartje van die cursist en ik toon de eerste letter. Ik benoem die eerste letter/klank nog een paar keer. Ik vraag aan de andere cursisten om op hun naamkaartjes (zowel voornaam als familienaam) te kijken en te zoeken of die letter in hun voor/familienaam voorkomt.
​Daarna hang ik logo's op het bord (waaronder zeker een paar met de opgegeven letter erin). De cursisten tonen de logo's waarin de opgegeven letter voorkomt.
Concreet voorbeeld:
​In dit geval nam ik de naam "Mohamed". Melike en Thomas waren de medecursisten van Mohamed met een 'm' in hun voornaam. En er waren nog een 3-tal cursisten met de 'm' in hun familienaam.
​Ik hing de foto's die je hiernaast ziet op het bord (met de foto's 'raam, gom, muur en map' die de cursisten vervolgens moesten aanduiden).
​De cursisten zelf somden daarna nog een paar woorden op met 'm' zoals 'arm, mond, mama, ...'.
​Ik hoorde af en toe woorden met 'n'. Bij sommige van deze woorden was het duidelijk wat de cursisten bedoelden - in dat geval hadden ze het woord wellicht fout gehoord de eerste keer en 'n' onthouden. Bij andere woorden kon ik de betekenis niet opmaken.
Foto
Vervolgens nam ik het naamkaartje van Mohamed en toonde (+ benoemde een paar keer) de eerste letter.
​Ik hing de 2 letterkaartjes aan het bord, de cursisten controleerden in hun naamkaartjes of ze deze letter zagen (en Mohamed liet al meteen weten dat er ook "een kleine m" in zijn naam staat).
​Daarna hing ik de onderstaande logo's aan het bord en de cursisten konden al meteen sommige logo's 'benoemen', zoals Media Markt, BMW, Mc Donalds. In "Samsung" werd wel de "m" herkend, maar ze konden het logo niet benoemen. Voor "Zeeman" hadden ze wat meer tijd nodig om de "m" te vinden (wellicht omdat deze in het midden van het woord staat) en "m & m's" werd er als laatste uitgehaald (hoewel dat logo voor mij net heel duidelijk leek).
Foto
Foto
Opmerking: Let op met letters waarvan de klank in de taal van de cursisten erg verschillend is van de klank in het Nederlands. Ik neem hier als voorbeeld de naam "Khadija". De eerste letter van Khadija is de letter 'k'. Maar de naam Khadija begint niet met de klank 'k' zoals we deze in het Nederlands kennen - sterker nog, die klank (een beetje een combinatie van een 'k' en een harde 'g') komt in het Nederlands zelfs niet voor. Wijs daar op bij de cursisten! Zeg hen dat de letters in hun taal vaak anders uitgesproken worden. Ook al zijn ze analfabeet, dan nog kennen de meesten wel de letters van hun naam (zeker de beginletter). In het geval van Khadija zou ik er eerder voor opteren om een andere letter uit haar naam 'in the picture' te zetten (maar neem dan misschien liefst niet de 'j' ;-) Die wordt in "Khadija" immers uitgesproken zoals in het Frans).
Welke letter hoort er bij?

Doelen:
  • visuele herkenning van aangebrachte klanken
  • auditief geheugen
  • auditieve herkenning van opgegeven klanken
Deze oefening kan je pas doen wanneer je al een paar beginletters van de namen (zie hierboven) behandeld hebt. Hang de letterkaartjes van deze letters (maximum 3) - de ene keer neem je de hoofdletter, een andere keer neem je de kleine letter - aan het bord en benoem ze een paar keer. Vraag ook nog eens wie deze letters in zijn/haar naam heeft.
​Vervolgens neem je een voorwerp of een foto van een voorwerp en vraag je aan de klas welke van de letters op het bord in het woord voorkomt.
Namen synthetiseren

Doelen:​​
  • auditief geheugen trainen
  • analyse-synthese maken bij gekende namen​
Ik zeg de namen (zowel voornamen als familienamen van cursisten) in lettergrepen, de cursisten die hun voornaam of familienaam herkennen, steken hun hand omhoog.
In eerste instantie houd ik voldoende tijd tussen de lettergrepen, maar wanneer de cursisten hun naam niet herkennen herhaal ik de lettergrepen iets sneller na elkaar.
Een variant hierop: we staan in een kring en ik gooi een bal naar cursist A. Vervolgens zeg ik de naam van een cursist B in lettergrepen. Cursist A moet de bal nu naar die cursist B gooien en daarna de naam van een cursist C in lettergrepen zeggen. Cursist B gooit vervolgens de bal naar cursist C en zegt de naam van cursist D in lettergrepen. Ingewikkeld? Ik geef even een concreet voorbeeld.
Ik gooi de bal naar Adnan en ondertussen zeg ik "Ma ... li ... ka". Adnan moet nu de bal gooien naar Malika. Wanneer Malika de bal gevangen heeft, zegt Adnan "E ... ve ... lynn". Malika moet nu op haar beurt de bal naar Evelynn gooien en daarna de naam van een volgende cursist in lettergrepen zeggen (naar wie Evelynn dan de bal gooit).
Voorwaarde voor deze oefening is dat de cursisten elkaars namen zeer goed kennen.
De oefening lijkt een stuk makkelijker dan ze in werkelijkheid is. Het duurt even voor de cursisten er in slagen om de namen van elkaar in lettergrepen te zeggen. Dit is evenwel een zeer belangrijke oefening (analyseren - synthetiseren), vandaar dat ik er zoveel belang aan hecht.
Woorden synthetiseren

Doelen:
  • auditief geheugen trainen
  • analyse-synthese maken bij gekende woorden
Deze oefening is in feite ook een variant op de oefening met de namen. Ik hang foto's van voorwerpen uit de klas aan het bord en ik zeg de letters van de namen (eerst woorden met 3 letters, geleidelijk aan neem ik ook al eens woorden met 4 letters - maar enkel als dit lukt). De cursisten tonen (of benoemen) de kaarten van de woorden die ik gespeld heb.
Foto
Vervolgens haal ik de foto's van het bord en deel ik ze uit. Eén cursist komt vooraan in de klas zitten en krijgt een stapel met foto's (dezelfde foto's als diegene die ik uitgedeeld heb, maar in een kleiner formaat). Deze cursist neemt een foto en spelt het woord dat op de foto afgebeeld staat. De cursist in de klas met de corresponderende foto, steekt die foto omhoog.
Na een 5-tal foto's komt een andere cursist vooraan in de klas zitten.
In welk woord hoor je een opgegeven klank?

Doelen:
  • auditieve herkenning van opgegeven klanken
Ik deel de bovenstaande foto's uit. Vervolgens zeg ik: "In welk woord hoor je een a?". De cursisten met de juiste foto's steken hun foto omhoog.
Woorden dobbelen

Doelen:
  • auditieve herkenning van opgegeven klanken
Een beetje dezelfde oefening als hierboven, maar deze keer zonder foto's als hulpmiddel.
​Voor deze oefening gebruik ik de Pocket Cube. Ik steek 2 x 3 letterkaartjes in de vakjes (zodat ik in totaal 6 kaartjes heb, maar slechts met 3 klanken werk).
​Ik gooi de Pocket Cube naar een cursist die een woord zegt waarin de letter, die hij/zij in het vakje bovenaan ziet, voorkomt. Vervolgens gooit deze cursist de pocket cube naar een andere cursist die op zijn/haar beurt een woord met de letter bovenaan geeft.
​Afspraak daarbij is dat een woord slechts 1 keer bij een opgegeven letter mag voorkomen.
​Het woord 'kat' mag zowel bij de letter 'k' als bij de letter 't' gegeven worden, maar telkens slechts 1 keer.
Foto
Hoor je een a of hoor je een o?

Doelen:
  • auditieve herkenning van opgegeven klanken
  • auditieve discriminatie
Elke cursist krijgt 2 kaartjes: een kaartje met een foto van een lat en een kaartje met een foto van een gom.
Foto
Eerst bespreek ik welke klanken je hoort in de woorden 'lat' en 'gom'. Daarna zeg ik in willekeurige volgorde een aantal keer lat en gom. De cursisten steken daarbij telkens het juiste kaartje omhoog. Vervolgens zeg ik in willekeurige volgorde een aantal keer a en o. Ook nu steken de cursisten het juiste kaartje omhoog. Pas wanneer dit goed gaat, ga ik over tot de volgende oefening. Ik zeg willekeurig door elkaar woorden met a of o, de cursisten steken telkens het kaartje omhoog waarvan ze de (midden)klank horen.
​In een volgende les kan je onder de foto's van de lat en de gom resp. de letters a en o schrijven. Ook al is het op dat moment nog niet de bedoeling dat zij die letters al echt kennen, toch kan het geen kwaad om ze onder de foto's te schrijven.
Zoek een woord met vooraan ...

Doelen:
  • auditieve herkenning van opgegeven klanken
  • auditieve analyse
  • Klankpositie van een opgegeven klank herkennen
Ik hang de kaarten met de voorwerpen uit de klas aan het bord. Ik laat de cursisten vervolgens zoeken naar woorden met een opgegeven klank als initiale-, mediale- of finale klank. Ik zeg bijvoorbeeld: "Ik zoek een woord met in het midden oe" of "Ik zoek een woord met vooraan l". De cursisten tonen telkens de juiste foto's (of zeggen het woord).
Woorden klappen

Doelen:
  • auditieve analyse
  • auditieve objectivatie (abstraheren van de betekenis)
Ik neem een (lange) lat en een bordveger en ik vraag wat het langst is: de lat of de bordveger.
Vervolgens zeg ik "Deze lat is lang, veel langer dan de bordveger. Maar we gaan nu eens luisteren naar de woorden. 'Lat' (ik herhaal dat een paar keer) - bord...ve...ger (ik herhaal ook dat woord een paar keer). Welk woord is het langst: lat of bord...ve...ger?"
Vervolgens neem ik telkens 2 willekeurige foto's van het bord en ik vraag daarbij telkens: welk woord is het langst?
Deze oefening is niet zo gemakkelijk. Vooral in het begin raden sommige cursisten er maar wat naar. Wanneer ik merk dat ze problemen hebben met deze oefening, laat ik hen de woorden klappen. Hoe meer ze moeten klappen, hoe langer het woord klinkt.
Opgelet: het woord 'schaar' heeft misschien meer letters dan het woord 'tafel', maar toch klinkt tafel langer (tafel heeft immers 2 klankstukken en schaar maar 1). Ik spreek hier dan ook bewust over klankstukken en niet over lettergrepen. Klankstukken zijn de delen die we horen in een woord, lettergrepen hebben niets te maken met het horen van een woord, maar wel met het splitsen van woorden op het einde van een regel. Als je het woord 'zwemmen' verdeelt in klankstukken, dan krijg je zwe-mmen. Verdeel je het in lettergrepen, dan krijg je zwem-men. Dit even terzijde.
Foto
Wanneer we alle woorden zo geklapt hebben, deel ik de foto's uit. Ik maak kolommen aan het bord met het aantal klankstukken. De cursisten moeten hun foto nu in de juiste kolom hangen. De foto met de mag-ne-ten moet dus in de kolom met de 3 klankstukken hangen.
Hoeveel woorden hoor je? - Welk woord ontbreekt?

Doelen:
  • auditief geheugen trainen
  • auditieve discriminatie
  • temporeel ordenen
Ik hang eerst de volgende pictozin op het bord: "Saeng woont in Gent".
Foto
Ik cirkel deze zin als volgt (waarbij de cursisten eerst antwoorden met ja of nee en ik vervolgens de volledige zin herhaal):
   Woont Saeng in Gent? Ja, Saeng woont in Gent -> Terwijl ik "Saeng woont in Gent" zeg, wijs ik elke kaart aan.
Ik haal alle kaarten van het bord en laat een cursist de kaarten daarna terug in de juiste volgorde hangen.
   Woont Saeng in Brussel? Nee, Saeng woont in Gent -> Ik neem de kaart met "Gent" van het bord en ik steek ze omhoog.
Voor ik verder ga, haal ik alle kaarten van het bord en laat ik een (andere) cursist de kaarten in de juiste volgorde terughangen.
   Woont Jamal in Gent? Nee, Saeng woont in Gent -> zelfde werkwijze
   Woont Saeng in Gent? Ja, Saeng woont in Gent -> zelfde werkwijze
   Werkt Saeng in Gent? Nee, Saeng woont in Gent -> zelfde werkwijze
   Woont Saeng in Gent of in Antwerpen? ...
   Woont Saeng in Gent of woont Joseph in Gent? ...
   Woont Saeng rond Gent of woont ze in Gent?
   Komt Saeng in Gent of woont Saeng in Gent?
   Waar woont Saeng?
   Wie woont in Gent?
   Wat doet Saeng in Gent?

Na elke vraag haal ik de 4 kaarten van het bord en laat ik ze vervolgens telkens door een cursist in de juiste volgorde terughangen. Op die manier heeft elke cursist minstens 1 keer de kaarten in de juiste volgorde gehangen.
Daarna ga ik als volgt verder: "Saeng woont in Gent" is een zin. Een zin heeft woorden (en ik zeg heel traag terwijl ik de kaarten tegelijkertijd toon: Saeng ... woont ... in ... Gent). Hoeveel woorden heeft deze zin? Hoeveel kaarten hangen er op het bord? Saeng is een woord, woont is een woord, in is een woord, Gent is een woord".
Ik vind het belangrijk dat de cursisten de begrippen 'woord' en 'zin' leren kennen. Ze zullen deze begrippen nog vaak tegenkomen, vandaar dat ik ze zeker niet uit de weg ga.
Dan vertel ik dat ik nu elke keer een woord ga weglaten. Vooraleer ik dit doe, leg ik elke keer de foto van het woord dat ik weglaat op de tafel, maar ik zorg er daarbij voor dat de cursisten deze foto niet kunnen zien.
Ik leg bijvoorbeeld de kaart met "in" ongemerkt op de tafel en ik houd de 3 andere kaarten in mijn hand, maar zo dat de cursisten ze niet kunnen zien. Dan zeg ik "Saeng woont Gent" en ik vraag welk woord er ontbreekt.
Foto
Ik hang de "resterende" kaarten aan het bord en ik geef de kaart van het ontbrekende woord aan een cursist. Die cursist moet nu de kaart op de juiste plaats tussen de andere kaarten gaan hangen.

In een volgende les geef ik zinnen op met (gekende woorden), waarbij de cursisten dan moeten aangeven hoeveel woorden ze horen. Ze krijgen hiervoor een 7-tal blanco kaartjes. Voor elk woord dat ze horen in de zin, leggen ze een kaartje neer.
Rijmwoorden zoeken

Doelen:
  • eindrijm van woorden herkennen
  • kunnen aangeven welke woorden hetzelfde eindrijm hebben.
Ik hang de kaarten met de voorwerpen uit de klas aan het bord. Daarna vraag ik bijvoorbeeld: "Welk woord hoor je: d...oek?" en ik wijs er daarna op dat doek eindigt op 'oek'. Dit doe ik nog een paar keer met andere voorwerpen.
Daarna vraag ik welk woord eindigt op 'om' (gom). En op 'ijt' (krijt). Dit doe ik vrijwel met alle foto's die aan het bord hangen.
Vervolgens vraag ik "Wat hoor je achteraan bij 'koek'? Bij welk ander woord hoor je nog 'oek'?". Ik wijs er op dat koek en doek rijmwoorden zijn omdat je achteraan hetzelfde hoort. Ik breng het begrip 'rijmwoorden' bewust aan omdat we dat woord in de toekomst nog vaak zullen gebruiken.
Daarna deel ik alle fotokaarten uit. Ik geef aan de cursisten de opdracht om iemand te zoeken die een foto heeft met een rijmwoord (ik geef daarbij een voorbeeld) en die 2 kaarten naast elkaar aan het bord te hangen. Niet zo eenvoudig!'
Foto
Kleurplaten inkleuren

Doelen:
  • oog-handcoördinatie
  • fijne motoriek
  • visuele discriminatie
  • pengreep
​Belangrijk bij het leren schrijven (of het nu drukletters zijn of schrijfletters) is het correct vormen van de letters en de schrijfrichting. Vele cursisten maken de fout om cirkels in de verkeerde richting te 'draaien'.
Eindeloze oefeningen op schrijfpatronen (een hele regel lang steeds dezelfde recht of gebogen lijn trekken, guirlandes maken, ...) hebben weinig zin. We hebben rap de neiging om zo'n bladen mee te geven aan cursisten die problemen hebben met motoriek. Inkleuroefeningen zijn veel beter geschikt hiervoor, vooral met inkleurvlakken die niet te groot zijn - zoniet hebben ze weinig effect. Bij de kleinste inkleurvlakken moeten de leerlingen dan kleine (tegen de klok) ronddraaiende bewegingen maken (cirkeltjes niet veel groter dan een potloodpunt), de iets grotere inkleurvlakken moeten 'gearceerd' ingekleurd worden. Uiteindelijk zijn dat de 2 bewegingen die we gebruiken bij het schrijven.
​Gebruik kleurplaten voor volwassenen. Die hebben enerzijds het voordeel dat ze kleine inkleurvlakken hebben en anderzijds komen ze niet kinderachtig voor. Wijs de cursisten er op dat dit echt wel kleurplaten voor volwassenen zijn, neem eventueel een paar kleurplaten voor kinderen mee zodat je de verschillen kan tonen.
​Vertel aan je cursisten ook het nut van kleuren. Wijs hen er op dat dit een voorbereiding op schrijven is en geef een paar concrete voorbeelden van letters voor zowel de ronddraaiende beweging (a, o, d, ...) als de arceerbeweging (l, k, t, ...).
​Cursisten staan in eerste instantie vrij weigerachtig tegen kleuren ("dat is iets voor kinderen - ik ben geen klein kind meer!"), maar mits een woordje uitleg waarom je deze oefening geeft en waarom ze zo belangrijk is - én mits het gebruiken van kleurplaten voor volwassenen - gaan ze uiteindelijk wel aan de slag en doen ze vaak ook hun best om de bewegingen zo correct mogelijk uit te voeren.
​Geef vooraf aan in welke vlakken de cursisten de ronddraaiende beweging moeten maken en welke vlakken ze moeten arceren. Ga tijdens de oefening checken en stuur bij waar nodig.
​De kleurplaten hieronder vond ik op http://www.leukvoorkids.nl/kleurplaten/kleurplaten-voor-volwassenen/
Mikado

Doelen:
  • oog-handcoördinatie
  • fijne motoriek
  • visuele discriminatie
  • pengreep
Foto
Zoals ik bij de voorgaande oefening reeds vermeldde, heb ik  het niet zo voor die motoriekoefeningen waarbij cursisten eindeloze cirkeltjes en guirlandes moeten overtrekken. Ik vraag mij eerlijk gezegd af of die oefeningen veel zin hebben.
Wanneer ik woordenschat inoefen, laat ik de cursisten wel vaak foto's op een werkblad omcirkelen (waarbij ze de cirkel 'tegen de klok in' moeten trekken!) of onderstrepen.
Als je hen dit laat doen met een lumocolorstift, dan kunnen ze het werkblad meerdere keren gebruiken en moet je niet steeds opnieuw hetzelfde blad kopiëren.
Mikado daarentegen, vind ik een geweldig spel. Ik laat het mijn cursisten regelmatig per 3 of 4 spelen. Met mikado werk je tegelijkertijd aan oog-handcoördinatie, fijne motoriek, pen- of potloodgreep (ik leer hen hoe ze een mikadostokje kunnen 'omhoogwippen', waarbij ze het stokje zoals een potlood moeten vasthouden) en visuele discriminatie (al naargelang de streepjes op de stokjes verdien je meer of minder punten).
De cursisten vinden dit ook meestal een leuk spel en het bevordert bovendien de groepsgeest.
=> technisch lezen en schrijven
Foto
NT2 en Alfa
Janique Vanderstocken
​E-mail: janique.vanderstocken@gmail.com